Samen weer járen vooruit!

Als de Moto Guzzi V7 na een lange tijd van voorbereiding voor de eerste testrit naar buiten wordt gerold, schijnt de zon. En dat na maanden van deprimerende regenbuien, alsof het universum het zo heeft bedoeld. De laatste tijd reisde ik met het openbaar vervoer van Utrecht naar Nieuwlande, waar Guus in de werkruimte van Henk Boon beetje bij beetje bij kennis kwam. Mijn rol in het restauratieproces was bescheiden: ik was Henks assistent, want van techniek heb ik na zo’n veertig jaar motorrijden nog altijd geen kaas gegeten. Ik haalde koffie, gaf gereedschap aan (“sleutel dertien graag”) en zocht op de grond naar moertjes die ik per ongeluk uit mijn handen had laten vallen. Over de schouder van de meester mocht ik meekijken en leerde dat je met veel geduld, kennis en precisie een motor vanaf de grond weer kunt opbouwen. Henk heeft zich zo uitgesloofd dat Guus misschien wel in betere staat verkeert dan toen hij in 1975 in Mandello del Lario de fabriekspoort uitrolde.

Paul van Hooff - Guus Geluk - Moto Guzzi-roffel - MotoPort

Moto Guzzi-roffel

Ik trek mijn leren motorjack aan die me tijdens de reis van Amsterdam naar Tokio zoveel warmte en veiligheid bood. Ik pas er gelukkig nog steeds in. Ook in mijn Dane-rijbroek. Het is lang geleden dat ik mijn motoroutfit droeg, het voelt als mijn tweede huid. De chokes van de carburateurs staan wijd open, mijn duim drukt de startknop in, en ja hoor, meteen slaat Guus aan. Eerst staat hij nog wat onwennig op de middenbok te puffen en te schudden, maar al gauw draait hij mooi rond en produceert de o zo vertrouwde Moto Guzzi-roffel. Tijdens mijn reizen en later in Bolivia, waar ik zorgde voor mijn zonen Santiago en Sebastian, heb ik me veel luxe ontzegd. Gaf er ook niet om. In mijn woonplaats Sucre was ik al tevreden met een volle koelkast en een glimlach van mijn kinderen. Dat ik Guus niet tot mijn beschikking had, accepteerde ik, maar het gemis was bij vlagen groot.

Paul van Hooff - Guus Geluk - een totaal andere Guus - MotoPort.jpg

Een totaal andere Guus

De motor liet me de wereld zien. We reden van het ene na het andere avontuur. Nu verkennen we de omgeving van Nieuwlande. Dit dorpje ligt in Drenthe, tegen de grens met Duitsland aan. In de weilanden zijn de plassen bevroren door de eerste nachtvorst. De wind snijdt in mijn gezicht. Mijn kaak klappert van de kou. Het kan me niet schelen. Ik geniet van de motor die net zoveel schik heeft als ik. Ik verbaas me over de kracht van de remmen. Bij de geringste inspanning van mijn hand of voet komt de motor al tot stilstand. Voorheen moest ik op het pedaal van de achterrem gaan staan om de motor enigszins te vertragen. Met de voorrem was het niet veel beter gesteld, al kon ik wel goed mijn biceps trainen. Waar ooit een gapend gat zat, huist nu een kilometerteller. De naald staat op 110. Huh, ga ik zo hard? Ik schakel een versnelling terug en verminder snelheid. Een snelheidsovertreding op Guus leek mij voorheen onwaarschijnlijk. Nu moet ik zowaar oppassen, zoveel potentie heeft het motorblok. Ik realiseer me dat ik op een totaal andere Guus rijd, maar we zijn nog nét zo gelukkig samen.

De wegligging is fenomenaal. Deinend door de bochten gaan, is verleden tijd. Ik grijns bij de gedachte dat ik met de V7 naar Tokio ben gereden terwijl er vier breuken in het frame zaten. Ignorance is a bliss. Het verbaast Henk Boon overigens niet dat de motor, soms onder zeer moeilijke omstandigheden, probleemloos over de wereld is gereden. “Door de eenvoudige techniek brengt een Guzzi je altijd thuis,” weet hij. In een eerdere uitgave van MOTO M•ZINE schreef ik dat Guus en ik steeds meer op elkaar zijn gaan lijken. Nu zijn we ook beiden weer opgekalefaterd en kunnen in principe járen vooruit.